Hieronder lees je de geschiedenis van de Scouting in Goor. Het is overgenomen uit het boek ‘Goor Gisteren’ en het artikel is geschreven door ons erelid S.B. Siebelink.
In 1932 wordt in Goor een padvindersgroep opgericht. De groep bestaat op dat moment uit twee patrouilles (groep van ongeveer zes personen), de Leeuwen en de Otters. De jongens komen samen op de kegelbaan in de Oude Sociëteit. De eerste groepsleider is Akela Slot, geassisteerd door Bagheera Wargerink en Vaandrig Van der Heiden. Als naam voor de groep kiezen ze 'De Snelvoeters' en ze laten zich inschrijven bij PVN. De PVN is een (vooral Twents getinte) afscheiding van de NPV -in verband met verschil van inzicht betreffende de belofte- maar in 1937 gaat de PVN weer op in de NPV.Op 19 oktober 1935 snellen de Snelvoeters naar de villa van mevr. Jannink (de plaats waar dokter Lindeboom heeft gewoond) aan de Diepenheimseweg, waar men zich gaat opmaken voor deelname aan de Wereld-Jamboree in 1937 te Vogelenzang. Zestien Goorse jongens en mannen o.l.v. Hopman Slot, Vaandrig Warmink en Folkert Haanstra slaan letterlijk hun tentjes op in de duinen in de omgeving van Den Haag. Een onvergetelijke indruk heeft dit hele gebeuren op de jongens gemaakt. Jarenlang verhaalt men over dit feit, uiteraard aangedikt, maar een verhaal heeft de tijd overleefd. Een van de jongens was n.l. gewend zijn portemonnaie in de achterzak te steken. Dat deed hij ook op de Jamboree. Maar de Hudo daar was niet meer dan een balk met een ton er onder. Dus gleed de portemonnaie uit de achterzak en moest hij naar zijn geld ‘hengelen’ in de ton.
Aan de Stoevelaarsweg wordt een stuk bosgrond gepacht, waarop een blokhut wordt gebouwd, met het gevolg dat bij de verhuizing de naam Snelvoeters over is gegaan in de huidige naam ‘De Stoevelaargroep’.
Helaas moest op last van de bezetter in 1941 de blokhut worden afgebroken, die gelukkig in 1945 op dezelfde plaats weer kan worden verbouwd. Er ontstaat een run op de Stoevelaargroep, de diverse speltakken zitten boordevol met enthousiaste knapen, zelfs komt er een speltak uitbreiding n.l.: De Voortrekkers voor oudere jongens. Veel padvinders uit die tijd zullen zich het weken achtereen gespeelde SORRO-spel nog goed kunnen herinneren. Het spel wordt zo intens beleefd, dat de leiding van ouders brieven ontvangt met de mededeling dat de grenzen van fantasie en creativiteit ruimschoots zijn overschreden. Door ‘concurrentie’ van sportverenigingen, invloed van de televisiecultuur, het ‘schoppen’ tegen bestaande structuren, is er in de zestiger jaren een grote terugval in het aantal leden en kaderleden. Tot overmaat van ramp brandt de blokhut aan de Stoevelaarsweg volledig af, zodat de groep op dat moment op sterven na dood is.
Nieuw elan
Een nieuw bestuur wordt geformeerd en met geweldige inzet en bekwaamheid van alle nog bestaande geledingen, wordt in 1968 een nieuwe blokhut gerealiseerd, weliswaar niet op dezelfde locatie doch wel aan de Stoevelaarsweg. Een nieuw elan ontstaat.
Doordat andere Scoutinggroepen in Goor inmiddels zijn opgeheven (zie verder) neemt het aantal jongens- en meisjes leden weer drastisch toe.Zo kan men op grootse wijze in 1982 het vijftigjarig bestaan vieren. Op initiatief van Hopman Hensen komt er een uitwisseling tot stand met een Scoutinggroep uit Campbeltown Schotland. Gezamenlijk wordt een kamp gehouden in Vilsteren, waarna de Schotse scouts een week te gast zijn in pleeggezinnen in Goor. Officieel wordt de groep ontvangen ten gemeentehuize. Het jaar daaropvolgend wordt een tegenbezoek afgelegd, allereerst een fantastisch kanokamp in Noord -Schotland en daarna een schitterende week in het vissersplaatsje Campbelltown.
Nieuwe speltakken doen hun intrede, in 1983 een kaboutergroep en in 1989 de Bevers (een nieuwe leeftijdsgroep van 6-8 jaar). Op dit moment (1977) is het aantal jeugdleden vrij stabiel op ongeveer honderd. In maart 1995 heeft de Stoevelaargroep een geheel nieuwe blokhut betrokken, gebouwd op de fundamenten van de oude aan de Stoevelaarsweg.
NPG
Helaas is de Stoevelaargroep nog de enige bestaande binnen de Goorse gemeenschap, hoe is het dan afgelopen met de andere groeperingen? Daarover nu meer.
Vooreerst de afdeling van het Nederlandse Padvindsters Gilde afdeling Goor. Opgericht in 1932 met o.a. Nan Wieberdink als leidster. gestart wordt met twee rondes (per ronde ongeveer 6 padvindsters) in de jachtkamer van de voormalige havezathe De Stoevelaar, op dat moment eigendom van de fam. Jannink. Een van de rondes ‘De Gentianen’, bestaat dan uit de leden Tut Wieberdink, Mansje ten Hallers, Gerda Hagendoorn, Nettie en Trudy Jannink. Iedereen herinnert zich nog wel de meisjes in die donkerblauwe jurken, witte kousen en blauwe dassen. Zeker in die tijd is zuinigheid geboden, is de jurk te kort dan wordt er simpelweg een flink stuk aangezet.
Kabouters
In 1935 wordt de kabouters groep opgericht met Mien Warmink als Oehoe. Zij spelen hun spel in een gebouwtje op ‘t Genende. Het eerste padvindsters kamp is in Rijssen.
Twee Goorse padvindsters namen als afgevaardigde deel aan het defilé voor koningin Wilhelmina en Baden Powell tijdens de Wereld-Jamboree te Vogelenzang.
Dit gebeuren is voor de meisjes zeer indrukwekkend, ze voelen zich geheel opgenomen in de internationale gemeenschap. Ook hebben ze daar meegedaan aan de spectaculaire ruilhandel in ringen, armbanden, speldjes, baretten enz.
Enkele jaren voor de Tweede Wereldoorlog betrekken de padvindsters en kabouters gezamenlijk het gebouwtje bij de ijsbaan. Bij schaatsweer wordt verondersteld dat de padvindsters ook op de smalle ijzers zullen staan. Na de oorlog wordt de groep opnieuw opgestart met o.a. als leidster mej. Rouwenhorst.
In 1946 maken de padvindsters een trektocht in de buurt van Amersfoort, waar op dat moment een bakker staking plaatsvindt. Niet getreurd: juffrouw Rouwenhorst stapt op de trein richting Goor en verschijnt de volgende dag met manden vol heerlijke Goorse stoete. De groep ontbeert een vaste locatie. ‘t Hangt van noodoplossingen aan elkaar: nu eens zitten de padvindsters in Ons Huis in de Wheeme, dan weer in de kegelbaan achter de Sociëteit. Het is niet bevorderlijk voor de continuïteit, maar in 1952 krijgt de groep nieuwe impulsen. Staande op de kegelbaan wordt de naam van de plek waarop de baan ligt, gekoppeld aan de padvindsters groep: de Coppelgroep. De kabouters gaan ook weer ‘draaien’, onder leiding van Gerda Visser, Ietje Donker en mevr. Eertink-Arendsen.
Dan gaat de kegelbaan dicht, en de padvindsters en de kabouters moeten opkrassen. Gelukkig krijgen ze onderdak in een schuurtje bij de huidige tennisbaan aan de Diepenheimseweg. Door menig meisjeshoofd spookt nog het ‘enge’ laddertje dat moest worden beklommen. De kabouters blijven in dit schuurtje, de padvindsters krijgen alle ruimte in de kale vertrekken van het kasteeltje Wegdam. In 1960 mag de Coppelgroep tot haar grote vreugde weer beschikken over het gebouw van de ijsclub, waarin ze nog enkele jaren haar spel heeft gespeeld.
Door gebrek aan leiding, concurrentie van sportverenigingen en televisie en ook de gedachte dat Scouting achterhaald is (bijvoorbeeld door het militaire imago) wordt de Coppelgroep rond 1971 opgeheven.
Tarcisius
Op initiatief van kapelaan Janssen wordt kort na de Tweede Wereldoorlog, in 1946, een groep voor welpen opgezet. De naam wordt St. Tarcisiusgroep. De leiding komt in handen van Mansje Zwienenberg en haar assistenten Ietje Moormann en Ellie Braakhuis. Door hun geweldige inzet is de groep gauw een succes.
Het logische vervolg is de oprichting van de katholieke verkenners met dezelfde naam St. Tarcisiusgroep. De leiders Hopman Willem de Wit en de vaandrigs Harrie Leemreize en Jan Walhof volgen veel cursussen in onder meer Enschede. Vanzelfsprekend gaan ze er bij een temperatuur van min tien graden Celsius met blote kuiten op de fiets naar toe.
Gelijktijdig wordt voor de meisjes vanaf twaalf jaar een groep gidsen opgericht, de Margaretha Maria a la Coque Groep. Haar naamdag is op 17 oktober. De eerste leidsters en initiatiefneemsters zijn Rikie Zwienenberg en Truus Walhof.
In eerste instantie vinden de verkenners en gidsen een onderkomen in het achterzaaltje van het St. Jozefgebouw in de Kloosterlaan. Een tijdje maken de verkenners gebruik van de hooizolder boven de paardenstal van cafe Lentelink en daarna verhuizen ze naar de garage van Wissink in de Bunschotenstraat. De gidsen spelen hun spel in de garage van Groothedde in de Hengevelderstraat, voorheen smederij annex koffiehuis Ter Horst. Nog komt aan de omzwervingen geen eind, want voordat uiteindelijk een vast onderkomen kan worden betrokken, wordt nog gebruik gemaakt van een afdak aan de Oude Haaksbergerweg dat keurig wordt dichtgetimmerd met berkenstammetjes.
Vooral kapelaan Bless ziet de noodzaak in van permanente huisvesting voor gidsen, welpen en verkenners. De zusters van Heeckeren zijn bereid een mooi terrein beschikbaar te stellen in de tuin van hun klooster. Met behulp van een verjaardagsfonds, verlotingen en andere activiteiten wordt het benodigde geld bijeen geschraapt. Er wordt een betonplaten schuur gekocht en dankzij veel vrijwilligershulp verrijzen in de tuin van de zusters uiteindelijk twee clubgebouwen: een voor de gidsen en een voor de welpen en de verkenners. Op 9 mei worden de gebouwen ingezegend door pastoor Schartman. Het Scoutingspel wordt in en om de blokhutten gehouden, zelfs een brug wordt over de gracht gebouwd. Een hoogtepunt is altijd weer het zomerkamp. Op een bepaald moment blijkt bij het bezoeken van een kampeerterrein in de buurt van Vilsteren de Vecht buiten haar oevers te zijn getreden, waarbij het verhoogde kampeergebied als een eiland midden in een overstroomd weiland ligt. Hopman De Wit neemt de boer op de rug en waadt naar het droge gedeelte om poolshoogte te nemen. Midden in het overstroomde gedeelte zegt hij: ‘Wat mut ‘t kamp geld kosten? As ‘t te volle is, loat ik oe vallen’. De groep heeft dat jaar gratis gekampeerd.
Schoolklas
Ten behoeve van het Voortgezet Onderwijs (VGLO) zijn in de periode 1958-1960 extra lokalen nodig. Dit werd gerealiseerd door een lagere schoolklas onder te brengen in de beide clubgebouwen. De gidsen wijken enige tijd uit naar het Credo Pugnohuis. Het enthousiasme is er niet minder om, ze dansen zelfs het Mariabeeld van Naatje Leemreize achterstevoren. Het onvrijwillig afstaan van de blokhutten doet beide geledingen echter uiteindelijk geen goed, de klad komt erin. Het is kapelaan Ijsselmuiden die daarna de Scouting weer tot bloei brengt. De blokhutten bij Heeckeren worden, nadat ze dienst hebben gedaan als klaslokaal, uitgebreid en vernieuwd. Zelfs een kaboutergroep wordt opgericht, door Jose Welberg en Maria Vaarhorst. Uiteraard wordt kapelaan Ijsselmuiden bij zijn afscheid op 12 november 1969 geroemd voor zijn inzet voor de jeugd.
De verkenners veranderen op zeker moment de naam St. Tarcisiusgroep in Prinses Armgardgroep. Helaas, ook hier komt een scherpe terugval in het aantal leden en leiders, door de reeds genoemde oorzaken.
Dit leidt omstreeks 1975 tot opheffing van beide groepen, waarbij men besluit alle Scoutingactiviteiten c.q. bezittingen onder te brengen in de Stoevelaargroep.
Ook in Goor
Van de diverse doelgroepen binnen de Scouting beweging naar een open organisatie: ‘Scouting Nederland’. In de beginjaren ‘80 worden de blokhutten op Heeckeren afgebroken. Symbolisch? Het Scoutingspel gaat door, de verrassende, boeiende en natuurlijke aspecten houden hun aantrekkingskracht op de jeugd. Ook de geschiedenis van Scouting in Goor heeft geleerd, dat een adequaat onderkomen een noodzakelijke voorwaarde is. Vandaar dat de Goorse Scouting de toekomst met optimisme tegemoet kan zien, want aan de Stoevelaarsweg is iets moois verrezen.